"Neem het wantrouwen weg en zoek een tussenweg"

Donderdag 26 oktober werd het onderzoeksrapport ‘Een jaar Wet open overheid (Woo): Hoe doet de overheid het volgens journalisten?’ gepresenteerd in het Nationaal Archief. Tijdens de presentatie van het rapport gaf ACOI-bemiddelaar Folkert Jensma (ook vice-voorzitter NVJ en redacteur NRC) zijn reflectie op de resultaten.

"Ik sta hier vandaag met drie petten op: als redacteur NRC die schrijft over de rechtsstaat, als bestuurder van de NVJ die zich inspant om de persvrijheid in Nederland te waarborgen en als (beginnend) freelance bemiddelaar bij het ACOI, die nu halverwege z’n tweede bemiddelingstraject zit. Mijn praktische WOO-bemiddelaarservaring is dus beperkt, maar ik had al wel één Aha, of misschien wel twee Aha-momenten tijdens de gesprekken met journalisten en overheidsvertegenwoordigers. Daar wil ik iets over vertellen. Uiteraard geanonimiseerd, oftewel, in lijn met de traditie van het onderwerp, gelakt.

Het betrof een inzage-verzoek van een journalistieke organisatie bij een politiekorps, waaraan deels, en ook nogal laat, was tegemoetgekomen. Als voorbeeld liet de betreffende journalist ons een papieren uitdraai zien van een zeer omvangrijk (geanonimiseerd) Excel-bestand. Het betrof hier het aantal contactmomenten van de politie in een bepaald stedelijk gebied, waarin het antwoord op de journalistieke vraag of de politie nu wel of geen degelijk toezicht op de betreffende wijk hield, verscholen zou kúnnen zitten. Uiteraard kon de journalist met de prints vrijwel niks, anders dan ‘old school’ met liniaal en scherp potlood met de hand gaan inventariseren. Dan wel het opnieuw trachten te digitaliseren.

Privacy

Toen ‘wij van het bemiddelingsteam’ twee dorpen verderop bij de politie arriveerden, ter voorbereiding van de bemiddeling, bleek ons vrijwel meteen waaróm de overheid koos voor een print – en het digitale bestand onder zich hield. Daar was men, niet geheel ten onrechte, beducht voor de digitaal zéér geschoolde journalisten die uit ieder origineel geanonimiseerd digitaal bestand zonder veel inspanning alsnog ook allerlei NAW-gegevens zichtbaar kunnen maken. Gegevens die de politie er nou juist met zóveel moeite uit had weten te filteren.

Dit bleek dus een vertrouwenskwestie – één waar de betreffende journalist zich niet van bewust was geweest. Díe had alleen z’n vooroordelen bevestigd gezien over een onwillige overheid die bovendien vermoedelijk iets te verbergen zou hebben. En dat bleek ook zo te zijn – alleen was dat iets wat óók de journalist vermoedelijk verborgen zou hebben. En wel op grond van z’n eigen, met de politie zeer vergelijkbare, ethische beroepsnormen. Privacy van de burger.

Wantrouwen

Hier ligt dus een taak voor de bemiddelaars – neem het wantrouwen weg, zoek een tussenweg die het overheidsorgaan de garantie biedt dat het geen namen lekt van burgers die de politie vertrouwelijk bellen en de journalist toch objectief inzage geeft in frequentie, aantal en lengte van de contacten die de politie heeft met die burgers.

Het tweede Aha-moment was een bemiddeling in een vastgelopen Woo-aanvraag die binnen anderhalf uur vrijwel geheel opgelost kon worden. Dankzij vooral een bereidwillige Woo-functionaris die in een totaal overbelaste en onderbemande overheidsorganisatie toch beloofde haar uiterste best te zullen doen het terechte verzoek a.s.a.p. in te willigen en harde toezeggingen deed. Daar ging m’n clichébeeld van de weigerachtige, tegenwerkende, hakken in het zand-ambtenaar het raam uit.

Moeizaam

Goed, N = 2, dus laat ik me niet rijk rekenen. Van andere bemiddelaars hoor ik juist tegengestelde verhalen. Van uiterst moeizame praatmiddagen, met veel te grote ambtelijke delegaties die desondanks geen mandaat blijken te hebben – en dus voor iedere stap of toegeving ook nog eens telefonisch overleg op de gang moeten plegen. Van soms wanhopige ambtenaren die letterlijk muurvast zitten. Waar ‘niet mogen’ en ‘niet kunnen’ geheel samenvallen en men soms in tranen moet bekennen vooruit noch achteruit te kunnen bewegen. Woo-ambtenaar, het lijkt me niet altijd de meest begeerlijke functie bij de overheid.

Tenzij, tenzij, tenzij, natuurlijk. Zo kom ik meteen op het onderzoeksrapport. Want daar gloort toch licht. Dat is typisch zo’n verhaal dat precies opschrijft wat je altijd al dacht, wat in je professionele omgeving met grote regelmaat tegen elkaar wordt herhaald – en waarvan je uit openbare bronnen ook al het nodige gelijkluidends over hebt gehoord.

Belangen

De doorlooptijden zijn te lang, er wordt zóveel gelakt dat openbaarmaking te vaak een lege huls is, uitzonderingsgronden worden zó breed toegepast dat de regel van openbaarheid dreigt te worden uitgehold, meewerkende overheidsorganen zijn een uitzondering, communicatie is laat, defensief en vaak meer gericht op reputatie dan op resultaten, archieven zijn slecht op orde en er is gebrek aan afhandelingscapaciteit. Deels is dit natuurlijk ‘the name of the game’ – er is een belangentegenstelling en het paradijs is nog niet in zicht.

Anderzijds legt de Woo ook een nieuwe norm neer, die van principiële openbaarheid van overheidsinformatie en die moeten we, over die kloof heen, toch samen invulling zien te geven.

Autonoom

Gelukkig constateren journalisten ook dat er informeel en vriendelijk contact mogelijk is, dat er daadwerkelijk Woo-contactpersonen bestaan die zich autonoom durven op te stellen, dat er vaste digitale routes zijn gekomen om verzoeken in te dienen, dat vertrouwelijke voorinzage mogelijk is en – natuurlijk – dat er een landelijke orgaan is, het ACOI, dat voor openbaarheid een vergelijkbare rol wil vervullen als het KNMI voor het weer. Baken van kennis, gezag en deskundigheid. Uiteraard mede dankzij de deskundige bemiddelaars, die bereid zijn ver het achterland in te trekken om de communicatie vlot te trekken.

De resultaten en aanbevelingen uit het onderzoeksrapport kunnen dan ook makkelijk als fundament voor de komende jaren dienen. Ik kon echt niks vinden waar ik het niet mee eens ben of dat me enorm verraste. De gemene deler is: zien samen te werken.

Nieuwswaarde

Dat vraagt dus om krediet van beide kanten – of anders gezegd het in bedwang zien te houden van de wederzijds gekoesterde vooroordelen. En misschien aan journalistieke zijde – het durven relativeren van het begrip ‘nieuwswaarde’. Dat is natuurkundig nooit vast te stellen, niet waar? De verleiding is verder enorm om met zo’n juridisch middel als een Woo-verzoek als journalist te muteren in een procestijger op de vierkante centimeter – en het uitzicht úit de zelf verkozen loopgraaf aldus kwijt te raken.

Goede, onafhankelijke Woo-ambtenaren, liefst op centraal niveau kunnen daarbij helpen. De beste weg naar meer openbaarheid lijkt mij dan ook het versterken van hún positie. Als de Woo-contactpersonen intern meer gezag en bevoegdheid krijgen en vooral ook zelfstandiger mogen opereren kan de wet z’n doel beter bereiken. En verder lijkt het me zaak bij het afhandelen van verzoeken de lijnen kort te houden en vooral ook open. Communiceren, heus, we kunnen het leren."

Lees ook de reflectie op het rapport van Woo-specialist en onderzoeksjournalist Bas van Beek